In 1997 stond ik ongewild, plotseling vlakbij de grote gevangenis van Madiun. De hoofdstad van de provincie met dezelfde naam. De stad had nog een andere gevangenis. Als kind sprak ik altijd van de kleine boei en de grote boei. De bewoners van die instelling waren, buiten de muren, altijd geboeid. Misschien dat het woord daar vandaan kwam. De eenpersoons cellen van de grote boei bestond uit twee delen. Eén voor overdag met tralies boven en de ander helemaal dicht, met stenen verhoging om te slapen, een waterton in een hoek en op een andere plek, een gat in de vloer. Die kon je afsluiten met een houten deksel.
De aan elkaar gekoppelde cellen vormden een blok. Zo'n blok maakte gebruik van één en hetzelfde riool. Dat riool verbond in een rechte lijn al die gaten in de vloer. Ik hoef nu niet meer uit te leggen waar die gaten in de vloer voor dienden. Eén van de bewoners van het blok kwam erachter, dat je liggend op de vloer, zacht en dus veilig, via het gat en het riool, met elkaar kon communiceren. Op geregelde tijden werd het riool automatisch schoongespoeld en in de vooravond, als iedereen 'geweest was', werden de deksels van het gat gehaald. Dan begonnen de kletsuurtjes. Na enkele weken wist iedereen alles van de ander. Maar wat ook heel belangrijk was, je had via de goot, de mogelijkheid om elkaar iets te geven. Overdag moest iedere gevangene een touw vlechten. Op z'n Javaans. Met twee handen en een bovenbeen. Natuurlijk werd elke dag stiekem een stuk touw gemaakt en verstopt, totdat het evenlang was als de goot. van een stuk papier werd een bootje gevouwen en aan het touw bevestigd.
| | Telkens als de goot werd gespoeld, kon het bootje met of zonder bagage een eindje met de stroom mee. De weg terug kon ook zonder hulp van het water. De man in de laatste cel was handig met een titikkan (een vuursteen, een stuk ijzer en een soort pluis van de palmboom), dus moest hij vuur maken en een goed brandende sigaret of sigaar aan de papieren boot bevestigen. Dan werd de boot langzaam 'binnengehaald'. Waar nodig werd halt gehouden om iemand van vuur te voorzien. Op die manier werd in Blok B van de grote boei van Madiun, het logistieke probleem getackeld. Al ging het natuurlijk niet zo eenvoudig als hier beschreven staat. Op een nacht werd het blok opgeschrikt door een gesmoorde, maar waanzinnige kreet van iemand die in doodsangst verkeerde. Even later kwam het gebrul uit een andere cel en de angstkreten kwamen steeds dichterbij. In een fractie van een seconde krioelde het van de kakkerlakken in de slecht verlichte cel. Het leek wel of ze allemaal tegelijk door het gat in de vloer binnen waren gevlogen. Als een zwerm rovers op zoek naar voedsel waren ze overal, behalve in de neus en in de mond, want in een panieksituatie houdt een mens als een soort oerinstinct, de handen voor het gezicht. Gelukkig waren ze ook weer snel weg. Sindsdien vergat niemand meer om 's nachts het deksel op het gat te plaatsen. Het waren angstige momenten, maar Blok B kon er achteraf nog wel om lachen. Maar waar de gevangenen van Blok B niet om konden lachen, was de uitspraak van de Japanse en Indonesische rechters, enkele weken later. De meesten kregen te horen: "Di oekoem dengang 10 taoen" (wordt gevangen gezet voor 10 jaar), maar één man van Blok B, Dave R., werd ter dood veroordeeld. Op het bankje in de rechtszaal, was hij op dat moment net zo eenzaam, als die mens, toen, in de hof van olijven. Maar gelukkig is het voor Dave R. niet zover gekomen. Hij werd gered door de gong. Door twee gigantische dreunen in Nagasaki en Hiroshima. Er was bovendien ook even geen plaats meer in de hemel. |
Reacties
Een reactie posten