Galang-Galang
Op de Galang Galang
Hoe dan ook, op een dag kreeg ik de opdracht om mij ergens te melden. Ik werd met nog andere Europese kinderen ergens buiten de stad gebracht en tot mijn verbazing stond ik even later ergens op een bijna opgedroogde sawah. Daar zouden wij de eerstvolgende maanden bijna dagelijks worden tewerkgesteld. Voor Europese jongelui die gewend waren aan de koloniale verhoudingen was dat werk natuurlijk verschrikkelijk vernederend, maar aan de andere kant is het verbouwen van rijst op Java en overal waar rijst hoofdvoedsel is, een bijna heilig ritueel. Een gave van de hemel. Zoiets als maaltijd van brood en wijn in de viering bij ons in de kerk. In de brandende zon, hebben, met ontbloot bovenlijf, mijn lotgenoten en ik daar op die rijstvelden lopen ploeteren. Het moet voor de Javaanse bevolking een vreemd schouwspel geweest zijn, om al die blanke mensen op de sawah aan het werk te zien. Met een patjol moest eerst de zware vochtige klei worden omgespit. Een patjol is een schop waarvan de steel in een hoek van 90 graden op het blad staat. Met de hand omploegen van het stuk land dat mij was aangewezen heeft meerdere dagen in beslag genomen. Voor zover ik mij kan herinneren was het een zwaar en vermoeiend karwei. De taaie klei bleef aan de patjol kleven. Er was een speciale beweging voor nodig om de kluiten van de patjol af te slaan. De eerste paar dagen waren wij alleen nog maar bezig om ons die techniek eigen te maken. Daarna konden wij pas aan het echte ploegen beginnen. Toen dat gebeurd was, moest ik de dijken, de galang-galang op orde brengen. Voordat het stukje land, dat mij toegewezen was, onder water kon worden gezet, moesten die dijkjes eerst verhoogd, verstevigd en vooral waterdicht worden gemaakt. De sawahs liggen nu eenmaal niet allemaal op dezelfde hoogte, en omdat een rijstveld onder water gezet moet kunnen worden, was het belangrijk dat de dijkjes voor een goede waterleiding konden zorgen. En later moest je er op kunnen lopen, want als de rijstplantjes eenmaal geplant waren, kon je alleen via de galang-galang in de buurt van de aanplant komen. Javanen waren gewend om de kleine rijstplantjes (bibit) min of meer op gevoel over de sawah uit te planten. Wij moesten de bibit uitplanten op de Japanse wijze. Keurig op rij, met behulp van een touwtje. Die twee kerels op de galang galang, die alleen maar de touwtjes moesten verplaatsen, hadden het maar makkelijk. Ik moest tot de knieën in het water, achteruitstappend en met gebogen rug, plantje voor plantje, onder water, in de grond stoppen. Rijst wordt nu eenmaal volgens de moerasmethode verbouwd. Toen dat was gebeurd, brak een minder vermoeiende tijd aan. Nu was het zaak om het waterpijl constant te houden. Mijn lotgenoten en ik waren dus verplicht om dagelijks de velden te inspecteren. Verschillende soorten knaagdieren en slangen vonden het leuk om ons te pesten door steeds maar weer ergens een gat te maken waardoor het water wegsijpelde. Na enkele weken mocht het water echt wegvloeien. De aren hadden zich gevormd en de goudgele padi deinde in het ritme van de moessonwind. Het gevaar kwam nu vanuit de lucht. Honderden rijstvogeltjes belaagden onze sahwahs. In een goeboek, moesten wij bij toerbeurt, van zonsopgang tot zonsondergang de wacht houden. Die heerlijke periode had alle vervelende gebeurtenissen, die er in de oorlog tot dan toe waren voorgevallen, doen vergeten. De goeboek, een hut op bamboepalen, met een atap dakje, bewoog zachtjes heen en weer in de wind, en voor ik het wist, viel ik altijd in slaap. Gelukkig werd ik op tijd gewekt omdat die honderden rijstvogeltjes hun snavel niet konden houden. Na ongeveer honderdtwintig dagen werd de padi geoogst. Met een arit (krom kapmes). Tenslotte werd de oogst afgevoerd naar een rijstpellerij. menu Indonesië | Home |
Reacties
Een reactie posten