Iemand zei mij eens dat een jaar in de tropen langer schijnt te duren dan in Europa. Hij gaf er een verklaring bij. De vier jaargetijden zoals wij die in Nederland kennen, volgen elkaar snel op en daardoor lijkt een jaar vlugger voorbij te zijn. In de tropen en met name op het zuidelijk halfrond op het eiland Java, zo herinner ik mij, leek er inderdaad geen eind te komen aan de droge moesson. Iedereen snakte dan naar de eerste regens. Het waren veelal bewolkte dagen, windstil en drukkend warm. Als kind had ik er weinig last van, maar voor bijvoorbeeld de ambtenaren op het residentie kantoor die in hun 'djas toetoep' aan het werk waren in een gebouw dat tegenover mijn geboortehuis stond, moet het vreselijk warm zijn geweest. Een Nederlandse volontair (klerk in opleiding) kreeg op zo'n kantoor, als loon dan ook enkele glazen ijswater per dag. En hij was er blij mee! Aan het eind van de droge moesson was de tijd voor de grote vakantie. De scholen hadden in juli ook een korte vakantie om gelijk telopen met Nederlan, maar de lange vakanties waren in november. Vijftig kilometer van mijn geboorteplaats tegen de flanken van de berg Lawoe waren verschillende mogelijkheden om op adem te komen. Een koude neus halen, werd het verblijf in de bergen genoemd. Hoewel overdag de temperatuur in de zon tot ver boven de dertig graden opliep, was het toch minder belastend. En zodra de zon achter de berg schuil ging, werd de ergste hitte verdreven door de koele wind, die langs de berghellingen naar beneden stroomde. Voor een goede nachtrust, belangrijk voor de gezondheid, waren koele nachten onontbeerlijk. Ik denk nog vaak terug aan de heerlijke tijd in Ngerong. Een dorpje op 895 meter hoogte. Tamara, zo heette het huisje, waar ik heel vaak in de vakantie ben geweest. Het leek geplakt tegen de berg. Als je aan de voorkant van | | het huis uit het raam keek, kon je beneden het zwembad van Ngerong zien liggen. In dat zwembad heb ik leren zwemmen. Aan weerszijden van het steile pad omlaag, dat naar het zwembad liep, groeide de mimosa. Ik kon het nooit nalaten om wat van die gele bolletjes af te ritsen en ze dan van mijn hand het dal in te blazen. In dat heerlijke oord, waar het altijd groen was en waar het nooit te warm was, verbleef ik elk jaar tot de eerste regens vielen. De vakantie was dan ook voorbij en dan moest ik weer naar de laagvlakte en naar school. Wat mij bij thuiskomst altijd als eerste opviel, waren de groene grasvelden, die samen met de oprijlaan, de voortuin van mijn huis vormde. En vooral het gras van dat ene veld waarop ik mocht spelen, was in de droge moesson langzamerhand via geel, bruin geworden, totdat er helemaal geen gras meer te zien was. Dat in de tropen altijd alles groen blijft, is dus eigenlijk niet helemaal waar. Weliswaar verliezen de bomen hun bladeren niet, maar in de kentering, helemaal aan het eind van de droge tijd, was toen toch wel te merken dat de natuur best wat water kon gebruiken. De sensatie die mij, hier in Nederland, elk jaar weer overvalt vanwege het groen in het voorjaar, had ik dus al voordat ik in Nederland kwam. Het nieuwe leven na de eerste regens in de tropen was voor mij dus eigenlijk hetzelfde als het groen van de lente hier in Nederland. Dat groene nieuwe leven associeer ik altijd met iets verwachtingsvol. En dat heeft weer te maken met hoop. Niet voor niets is groen daarom de kleur van de hoop. Sinds 11 september krijg ik dagelijks beelden van Afghanistan te zien en ik zoek op die beelden nog steeds naar iets groen. Nu in de winter verwacht ik dat natuurlijk nog niet te vinden, maar het was er ook niet in de nazomer van het vorig jaar. Laat ik maar hopen dat het in de komende lente ook voor dat land een beetje groen wordt. (djas toetoep=tot onderaan de kin gesloten jas)
|
Reacties
Een reactie posten