De tamelijk zachte en druilerige oudejaarsavond deed mij terug denken aan de jaarwisselingen uit mijn jeugd, toen ik op Java woonde. Toen regende het ook altijd. Dat kan ik mij nog goed herinneren, omdat ik mij zorgen maakte dat het vuurwerk niet afgestoken kon worden. Hoewel ik tegenwoordig al dat geknetter, gesis en geknal verfoei, dacht ik daar vroeger anders over en toen was een oudejaarsviering zonder vuurwerk was ondenkbaar. Het vuurwerk was een traditionele gift van een Chinese fabrikant. Onder invloed van verschillende culturen, was de Oud en Nieuw viering een "geef" feest. Zelfs de armste patiënten van mijn vader vonden altijd nog iets eetbaars om weg te geven. Het was op zo'n laatste dag van het jaar dan ook een parade van keurig opgedofte bedienden die de goede gaven op een dienblad bij ons binnen droegen. De etenswaren werden zorgvuldig toegedekt met doeken van eenvoudig katoen tot kostbaar kantwerk. Misschien viel daar de welstand van de gever uit op te maken. Onder de goede gaven bevond zich dus ook een grote kist met vuurwerk, die echter enkele dagen eerder was bezorgd. Ik vond het erg leuk om te helpen bij het uitpakken. Ik probeerde te raden wat ik zou zien, als het werd afgestoken. Na een gezamenlijke maaltijd in de vooravond werden tegen middernacht de voorbereidingen getroffen om het vuurwerk aan te steken. Om de traditionele druilerige regen te verjagen werd vóór het grote spektakel, een enorme bom aangestoken. Een bijgeloof, waar in zonder meer in geloofde. Tijdens het vuurwerk regende het nooit, althans ik merkte er niets van. Als de laatste schitteringen waren gedoofd en de laatste knallen waren verstomd, was het nieuwe jaar reeds één of anderhalf uur oud en dan gingen mijn ouders met hun gasten het grote huis binnen om te klinken op een goed Nieuwjaar. De kinderen bleven nog buiten en ik was altijd druk in de weer om naar de restanten van al dat prachtige vuurwerk te zoeken. Er was weinig over van al die mooie pakjes, staafjes enz. enz. waar ik dagenlang vol verwachting naar gekeken had. Maar plotseling was ook dat feest voorbij en had ik moeten wachten tot volgend jaar, als er niet bij wijze van toegift nog een nieuwjaarsviering in het verschiet lag, nl. het Chinees Nieuwjaar: Tjap Go Mèk. Vanwege de vele Chinese patiënten van mijn vader, werd hij voor deze viering altijd uitgenodigd door de Kapitein-Chinees, de officiële Chinese vertegenwoordiger in de stad. Ik mocht ook mee en eind Januari (het Chinees Nieuwjaar valt, afhankelijk van de maanstand, rond de 25ste) barstte een feest los, waar ons eigen nieuwjaar maar een saaie bedoening bij leek. De hele Chinese wijk was versierd met lampionnen, overal verlichte kraampjes, krioelende mensen, en een enorme draak, gedragen door wel tien personen, die bij zijn poging om de wereldbol te bemachtigen, maar moeizaam vooruit kwam. Om het geheel extra luister te geven, liepen naast de draak jonge Chinezen met ontbloot bovenlijf en droegen op hun rug strengen knallend vuurwerk. Ik kende dat soort strengen, rèntèngan genoemd; je kon er beter tien meter vandaan gaan staan als ze aangestoken werden. Maar deze Chinezen lieten deze knallers op hun blote rug exploderen. Mijn vader vertelde mij dat hij eens zo'n -in trance verkerende- Chinees onderzocht had op brandwonden. Van brand- of schroeivlekken was niets te vinden. Alhoewel mijn vader daar een wetenschappelijke verklaring voor had bedacht, vond ik het een bovennatuurlijke truc en onbegrijpelijk genoeg om naverteld te worden in de reeks "Tussen Hemel en Aarde".
Menu Nog meer verhalen | Home | |
|
Reacties
Een reactie posten